Historisch

De hoogteligging maakt van de plaatsen immers typische heuveltopsites die lange tijd (al dan niet permanent) zijn bewoond. Behalve als veekering waren hagen en houtkanten ook als belangrijke houtleveranciers. Het gemengd voorkomen van doornstruiken met opgaande en geknotte bomen is dan ook zeer typerend. Bijna elke boomsoort werd in de streek ook geknot. Heel typerend zijn ook de verschillende vlechtmethoden van hagen, die zouden hier beter bewaard zijn dan elders in Vlaanderen.

De kabinetskaart van de Ferraris (1771-1779) geeft een goed beeld van het landschap in de 18de eeuw, zijnde een bocagelandschap met veel boomgaarden en bos op de heuveltoppen en hellingen met kwel- en stuwwatergronden. Dit ontginningspatroon is nog steeds goed herkenbaar in het landschap. Het bocagelandschap bestond uit een patchwork van akkers, weilanden, bossen en heel wat boomgaarden waarbij de velden omzoomd waren met hagen en houtkanten. Kenmerkend voor dit gebied was het voorkomen van boomgaarden bij hoeves, het talrijk voorkomen van boomgaard rond de kernen, op onder andere de noord- en zuidzijde van de Kemmel- en Monteberg. Bij de intrede van de mechanische landbouw in de loop van de 20ste eeuw worden kavels samengevoegd waardoor heel wat houtkanten en boomgaarden verdwijnen. Tevens werden vele taluds/grafts tussen de akkerlandpercelen weggeploegd. Deze graften ontstonden onder meer door het beplanten van perceelgrenzen op hellend terrein waardoor deze fungeerden als 'vangrail' voor afspoelend leem. Hagen en houtkanten zijn nagenoeg nog enkel aanwezig rond graslanden, huisweiden en op sommige plaatsen langs onverharde paden.

De Eerste Wereldoorlog heeft een zeer grote invloed gehad op het landschap hier. Lange tijd bleef dit landschap buiten het strijdgewoel. Het gebied zou tot het voorjaar van 1918 deel uitmaken van het geallieerde hinterland, waar tal van infrastructuur (kampementen, (smal)spoorlijnen, ...) werd uitgebouwd ten behoeve van de militairen. De verschillende heuvels fungeerden eveneens als belangrijke observatiepunten. Door zijn dominante positie in het landschap bood de Kemmelberg een uitstekend zicht richting oosten naar de eigen voorhoede, maar ook naar de Duitse frontlinies en richting noorden ook naar Ieper en verder tot Zonnebeke en Passendale.

Visueel

Op de heuvelrij Catsberg-Kemmelberg heb je open gebied rondom de heuvels en dicht beboste gebieden op de heuvels. De Heuvels zijn een belemmering in de wijdere context. Je hebt panoramische uitzichten over het vlakke land en vanaf de top van deze kleine heuvels ontdekken we uitzichten op de omliggende gebieden: een lineaire horizon, een overwegend open veld landbouwvlakte (met sporen van het vroeger bocagelandschap), steden en dorpen, hun klokkentorens en een verspreide habitat, maar ook Romeinse wegen (met de karakteristieke rechtheid). Op de top van de Vlaamse bergen is het aangenaam om Vlaamse dorpen of steden te ontdekken. De Vlaamse cultuur wordt weerspiegeld in tavernes , grote pleinen en musea.

Ruimte en structuur

De Heuvels dienen als drager van het landschap, verbindingswegen tussen de verschillende heuvels als extra structurerende elementen. Sporen van hun typische rastervormige verkaveling (kadastrering) zouden we nog terugvinden in de perceelstructuur rond de heuvels.

Geologie

Tertiair

                 Diestiaan

Getuigenheuvels van het Diestiaan. De bergen verschenen aan het einde van het Mioceen. Destijds bedekte de zee de regio. Toen het zich terugtrok, werd het afgezette zand blootgesteld aan erosie , vormde hun oxidatie zandsteen en vormden de oude duinen de bergen.

 

Fysisch

Getuigenheuvels, met bossen op de top. De heuvelrij van de Vidaigneberg, Rodeberg, Scherpenberg en Monteberg-Kemmelberg met respectievelijke hoogten van 125 m tot 156 m vormt enerzijds de natuurlijke waterscheidingslijn tussen het Ijzerbekken in het noorden en het Leiebekken in het zuiden verbonden via een relatief steile waterscheidingspas van de Hillebeek en Kemmelbeek welke de landschappelijke begrenzing vormt tussen de heuvelrij Vidaigneberg-Rodeberg-Scherpenberg en de Monteberg-Kemmelberg en anderzijds de fysische grens tussen de Zandleemstreek en de Leemstreek respectievelijk ten noorden en ten zuiden van de heuvels. Het landschap ten noorden van deze heuvelrij wordt gekenmerkt door steile hellingen met zuidwest-noordoost georiënteerde beekvalleien en een overgangszone naar het laagland van Poperinge en Ieper. Ten zuiden van de heuvelrij wordt het landschap kenmerkt door minder steile hellingen met een overgangszone naar de Douvevallei. Ten oosten en in het verlengde van de getuigenheuvels Vidaigneberg, Rodeberg, Scherpenberg en Monteberg-Kemmelberg wordt het landschap gekenmerkt door het voorkomen van een lager gelegen heuvelrij (70-80 m) te Wijtschate en Ieper uitlopend tot Westrozebeke.

Bodem

Gelegen op een laaggelegen sedimentair kleiplateau , bestaan ​​de bergen dus uit zand dat is bekroond met zandsteenkappen die zijn gespaard van erosie. De grote variaties van droog naar nat zijn eveneens afleesbaar in voorkomende vegetaties en bepalen tevens het gevarieerde landschapsbeeld; van het droge dalhoofd met hakhoutstructuren over droge tot matig vochtige weilanden naar natte kwelzones met rietvelden en poelen.