Historisch

Bebouwing vormt vaak punten of kleinere gehelen in een voor de rest open landschap. De gronden zijn vaak in gebruik als landbouwgronden. De dorpen zelf zijn vaak lager gelegen waaraan een eeuwenlang langzaam groeiend organisch patroon hangt van percelen, wegen, afwatering, beken en landbouwbedrijven van de polders. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd dit gebied nagenoeg volledig verwoest. Met de wederopbouw werden hoeves, dorpen en steden heropgebouwd volgend op aangepaste plattegronden en soms zelf op andere plaatsen, waardoor een ander landschap ontstond.

Daarna heb je moderne landinrichtingswerken zoals ruilverkavelingen, schaalvergroting van de landbouw en het specifieke waterbeheer. Ook groeide hierbij de verstedelijking en lintbebouwing.

Visueel

Je hebt open zichten in alle richtingen, torens of hogere gebouwen zoals ook kerken vaak fungeren als landmark in het landschap. Het gebied wordt gekenmerkt door zijn vlak en landelijk karakter, doorkruist door een netwerk van grachten om het land te draineren. Daarnaast valt de versnippering van het landschap op: zonevreemde woningen en andere gebouwen staan verspreid over het platteland. De lagere gebieden hebben vooral vochtige kleigronden, delen daarvan zijn beschermd als Natura 2000-gebied ‘Polders’.

Ruimte en structuur

We hebben een open landschap met lineaire water- en groenstructuren als ruimtelijke dragers en boerderijen en dorpen en gehuchten als belangrijke herkenningspunten, maar deze is niet altijd even zichtbaar of duidelijk voor bewoners of gebruikers. Sloten, kanalen en watergangen (wateringen) zorgen vaak voor de structuur van de percelering en de landschapsstructuur.

Geologie

Quartair

                  Holoceen

                                       Zand en Klei

Doordat het zand in de kreken (kleinere watergeulen) na compactie door bedijking hoger kwam te liggen dan de klei in de aanpalende gebieden. Het leidde tot onderschied tussen de lagergelegen, kleiige komgronden en de zandige kreekruggen.

Fysisch

Je ziet een vlak open landschap, ingesneden door afwateringen en kanalen. Gekenmerkt door het estuarium van de Aa in het westen en dat van de IJzer in het oosten. Lager gelegen (soms op zeeniveau) zie je een duidelijke rand naar het binnenland in het westelijk Franse deel.

Bodem

In de polders heb je kleiige gronden met kreekruggen, waar verschillende stukken land zijn uitgeveend. In de Moeren is vooral een zandlemige bodem terug te vinden. De laaggelegen gronden staan onder invloed van brakke tot zoute kweldruk vanuit de zee of kanalen. Vele gronden zijn op de zee gewonnen door kunstmatige drooglegging. De unieke vegetatie zorgt voor een ideaal broed- en overwinteringsgebied voor talrijke vogelsoorten. Waardevolle graslanden zoals bv. Kamgraslanden, depressies en grachten in het landbouwgebied zorgen voor belangrijke leefgebieden.

Landschappelijke systemen binnen deze eenheid: